
Ik heb in totaal 8 jaar vastgezeten bij een mensenhandelaar van 2000 tot 2008. Dit is een lange periode die tot de dag van vandaag nog veel impact heeft op mijn leven. Vaak kreeg ik de vraag: waarom vluchtte je niet, waarom vroeg je niet om hulp?
Ik heb 6 jaar lang geprobeerd “eruit te komen” door hulp aan te klampen bij meerdere instanties, maar mijn slachtofferschap werd niet als zodanig herkent, of gewoonweg niets mee gedaan.
Vanaf 2002 heb ik bij politie, maatschappelijk werk, gemeente, woningbouwvereniging, blijfvanmijnlijfhuizen en zelfs een abortuskliniek hulp proberen te krijgen, maar niemand deed er echt wat mee. Dit zorgde ervoor dat ik lang, heel lang in een situatie moest verblijven waar ik uiteindelijk zelfs ben gaan geloven dat er geen ander leven voor mij meer was weggelegd. Ik voelde mij verloren. Sterker nog, ik was verloren. Zo verloren dat ik uiteindelijk alleen nog maar dood wilde. Als dit het leven was, en niemand mij kon helpen, dan wilde ik niet meer leven.
De eerste keer dat ik probeerde hulp aan te klampen, was bij de politie in 2002. Mijn mensenhandelaar had mij een klaplong getrapt. Mijn moeder zou mij die dag ophalen om naar de markt te gaan, dat was mijn geluk, bij haar thuis belde ik de politie en wilde aangifte doen van mishandeling. Maar de agenten kenden mijn mensenhandelaar en zijn familie en waren bang voor represailles, de pooierfamilie waar ik in vastzat stond bekend om hun represailles en dreigden zelfs met geweld tegen familie van de agenten, waardoor de agenten in het dorp geen aangiften meer aannamen als het om deze familie ging. Ze gaven mij het advies te vluchten, maar om vooral geen aangifte te doen. Een summiere rapportage dat ze bij mijn moeder thuis waren geweest hebben ze wel in het politiesysteem gezet. Dit was uiteindelijk 8 lange jaren later één van de bewijsstukken in mijn rechtszaak.
Ik voelde mij verloren, als politie al niets durfde, hoe moest ik dan uit deze situatie wegkomen?
De tweede keer dat ik weer probeerde hulp aan te klampen was tijdens mijn eerste zwangerschap in januari 2004. Ik was zwanger geraakt en mensehandelaar maakte mij duidelijk dat het kind niet gewenst was. Ik vluchtte naar een blijf van mijn lijfhuis in Venlo. Ik had geen geld, op zo'n 20 euro na die ik in mijn broekzak had en het werd aangeraden geen opnamen te doen van bank, omdat afschriften bij hem konden belandden en hij dan kon achterhalen waar ik zat. Ik heb daar een week verbleven en ben toen naar huis teruggekeerd. Zonder eten had ik niets aan die opvang. Ze zouden een uitkering aanvragen, maar dit zou nog 2 maanden duren. En ik was zwanger, ik moest eten, zag geen uitweg dan teruggaan en hopen dat ik mijn zwangerschap niet op hoefde te geven.
Eenmaal thuis ben ik stiekem naar een maatschappelijk werker gegaan. Deze uitgelegd dat als ik niet geholpen werd ik mij kind moest opgeven in een gedwongen abortus. Deze maatschappelijk werker wilde helpen en stuurde een brief naar politie, gemeente en woningbouw of ze me konden helpen. Ik kreeg 0 reactie. Deze brief heeft ook mee gediend als bewijsmateriaal in mijn rechtszaak, want deze kon de recherche opvragen uit het systeem van de maatschappelijk werker.
Op 4 maart 2004 werd ik gedwongen tot het maken van een afspraak bij een abortuskliniek, op 9 maart, na 5 wachtdagen waarin ik gegijzeld ben en zwaar mentaal en fysiek mishandeld ben, ben ik mijn kindje kwijt geraakt aan gedwongen abortus.
Ook in de abortuskliniek, heb ik hulp aangeklampt. In mijn tijd mocht de partner bij het intakegesprek blijven en vertelde ik aan de mevrouw die de intake deed, dat ik gedwongen werd door zijn familie. Ik kon niet zeggen dat ik door hem gedwongen werd, want dan zou hij me bij thuis komst zeker in elkaar slaan, dus gooide ik het op zijn familie. De mevrouw van de abortuskliniek, wist niet wat ze met die informatie aanmoest, ze verwees door naar instanties die ons zouden kunnen helpen, maar vroeg vervolgens of we de behandeling door wilden zetten. Ik had geen keus en heb geen ja gezegd. Ik zei, het moet maar, waarop de behandeling werd uitgevoerd in het kamertje direct grenzend aan de kamer waar het gesprek plaatsvond. Wel had de mevrouw in het systeem gezet dat ik gedwongen werd. Tijdens mijn aangifte jaren later, moest ik persoonlijk mijn dossier ophalen omdat de abortuskliniek het dossier niet aan de recherche wilde overhandigen. Kunt u zich voorstellen hoe het voelde toen ik terug moest naar die plek waar ik tegen mijn wil in mijn kindje moest opgeven? Ik heb samen met een rechercheur die dag mijn dossier gehaald, omdat ik geen oppas had voor mijn gehandicapte dochter, moest zij mee. Die dag was, naast de abortus zelf, de meest verschrikkelijke uit mijn leven. Ik kan nog steeds niet in de straat waar de abortuskliniek gesitueerd is, wandelen. Het trauma, het verdriet is nog dusdanig groot dat ik dit niet voor elkaar krijg.
Ook na mijn abortus heb ik nog hulp aangeklampt bij de politie. 9 dagen na mijn abortus werd ik weer aan het werk gestuurd en kreeg ik midden op het centraal station ruzie met een dame die werkte voor de broer van mijn mensenhandelaar. Zij moest mij, van de broer in elkaar slaan, omdat ze dachten dat ik het kindje nog bij mij droeg en ze zeker wilde weten dat ik het kindje kwijt zou raken, kreeg zij de opdracht in mijn buik te trappen. Politie kwam ertussen en nam haar mee naar het bureau. Ik wilde aangifte doen die dag, maar kreeg te horen dat ze een schoonzusje was en dat familie aangelegenheden vaak niet voor een rechter kwam. Dat ze haar nog 2 uur zouden vasthouden, zodat ik veilig naar huis zou kunnen gaan. Thuis aangekomen heb ik klappen gehad van mijn mensenhandelaar in bijzijn van zijn broer. Ik had er immers voor gezorgd dat mijn “schoonzusje” vast had gezeten in een politiecel. Ook deze actie was terug te vinden in de rapportages van het politiesysteem en heeft gediend als bewijs in mijn rechtszaak.
Na dit gebeuren gaf ik in eerste instantie het op om nog langer mezelf proberen te redden uit deze nare situatie. Ik verzoop mezelf in sterke drank en rookte me kapot aan wiet. Ik wilde dood en zag geen enkele uitweg meer. Maar zelfmoord had ik niet de kracht voor. Dus bedacht ik een plan. Ik zou weer zwanger worden en een abortus weigeren. Dan zou hij me hopelijk doodslaan. Dit heeft hij ook geprobeerd, maar mijn onbewuste wil om te overleven was te groot en ik overleefde zijn pogingen om me te breken. Op 5 mei 2007 zette ik mijn dochter op de wereld en als geluk bij een ongeluk was zij heel ernstig ziek. En moest zij voor zeer lange tijd opgenomen worden in een academisch ziekenhuis. Deze kreeg lucht van mijn benarde positie en stuurde een vertrouwenspersoon op mij af. Waar ik na maanden mijn verhaal aan durfde te vertellen. Het ziekenhuis besloot me te helpen vluchten en ik werd in een taxi gezet naar een blijfvanmijnlijfhuis in Emmen. Helaas moest ik daar ook weg na een week, omdat ze daar geen enkele kennis hadden van eerwraak, seksuele uitbuiting en was de aandoening van mijn dochter te zeldzaam voor het streekziekenhuis aldaar. Weer voelde ik mij verloren. Ik had geen buggy, moest zelf boodschappen doen, maar had geen geld, dus ging ik weer terug naar mijn mensenhandelaar. Niet omdat ik me daar veilig voelde, maar wel veiliger als alleen in de opvang zonder de juiste hulp.
Ik zou een vluchtplan maken. Ben daarom op 7 april 2008 bij mijn huisarts geweest en heb hem gevraagd of hij in het systeem wilde zetten dat ik ging vluchten en dat als mij iets zou overkomen, mijn partner daarvoor verantwoordelijk was. Ik sprak niet in termen van mensenhandelaar, ik wist niet eens dat ik in een situatie zat van seksuele uitbuiting. In mijn tijd bestond het woord loverboy nog niet. Ook deze melding bij de huisarts heeft de recherche kunnen ophalen en heeft gediend als bewijsmateriaal in mijn rechtszaak.
Op 25 april 2008 kreeg ik een kans om te vluchten. Ik had al weken alles voorbereid, gezorgd dat papieren op een plek lagen die ik zo kon pakken. Babykleertjes en medicatie apart gelegd. Toen ik die dag belde naar de opvang kreeg ik te horen dat de plekken bezet waren en ze alleen nog een spoedplekje hadden. Dit was voor drie dagen. Het kon zijn dat ik na die drie dagen weer op straat zou staan als ze geen andere plek voor me zouden kunnen vinden. Ondanks dat, nam ik de beslissing om het te proberen. Ik moest het proberen omwille van mijn dochter. Ik wilde haar niet laten opgroeien in een onveilige situatie en was bang haar kwijt te raken.
Doordat ik na Emmen was teruggegaan naar de onveilige thuissituatie lag er een AMK melding. Als ik haar zou kwijtraken zou ik helemaal niet meer willen leven, dus maakte ik de sprong in het diepe. Uiteindelijk heb ik met haar medische verhaal voeten aan de grond gekregen in de opvang en is er alles op alles gezet om mij in de opvang te houden. Over mijn prostitutie verhaal vertelde ik niet want het opvanghuis was in Amsterdam en als zij door zouden krijgen dat de werkplek van mijn mensenhandelaar in Amsterdam zou zijn, zou ik code rood krijgen en zou ik moeten vertrekken uit die opvang.
Dit zijn alleen al de voorbeelden van bureaucratie waar ik tegen aan ben gelopen in mijn pogingen te vluchten uit mijn uitbuitingssituatie. Het aangeven en het juridische traject waren wel even hard vechten en duurde ook nog 4 jaar. Van 2009 tot 2013.
Eind 2009 benaderde de politie mij in een grootschalig mensenhandel onderzoek, waarin ik als slachtoffer werd genoemd. Na lang wikken en wegen besloot ik mee te werken, omwille van mijn dochters toekomst en veiligheid. Maar ook hierin ging veel mis. Tijdens mijn aangifte werd mijn eigen adres niet gebruikt maar het adres van een politiebureau voor mijn veiligheid. Wat echter mij niet duidelijk was verteld, was dat de volledige aangifte door de advocaat op te vragen was en alles wat ik verteld had on the record, dus ook waar mijn dochter naar school ging, bij de verdachte zou belanden. Dat de verdachte overal inzage in had en daarmee ondanks dat mijn adres niet werd genoemd er genoeg aanknopingspunten zouden zijn om mij te vinden.
Ook moest ik dus zelf terug naar de abortuskliniek omdat procedures het niet toestonden dat de abortuskliniek mijn dossier mocht overhandigen aan de recherche, zelfs niet als ik Schriftelijk toestemming zou geven.
Verder moest de recherche eerst een opleiding mensenhandel volgen, want gewone zeden mocht mij niet te woord staan, dit was ook een procedure, waarop mijn hele aangifte afgekets kon worden in de rechtszaak. En waarop de advocaat van mijn mensenhandelaar heeft geprobeerd de hele zaak ongeldig te laten verklaren.
Een oproep van de rechtercommissaris om achter gesloten deuren te komen getuigen werd niet verstuurd door politie, waardoor ik uiteindelijk “gestraft werd” en openbaar moest getuigen in de zaak in eerste aanleg. Ik moest hem tijdens de rechtszaak dus onder ogen komen tegen alle verdragen in. Tijdens de rechtszaak moest ik wachten in de wachtkamer, waar de familie en broers (allen pooier) ook zaten te wachten. Ik werd niet afgeschermd en had geen beveiliging. Ik werd daar vol geintimideerd door de familie van de dader.
Toen dacht ik dat het allemaal eindelijk over was. Hij werd veroordeeld tot 5 jaar gevangenisstraf en ging in Hoger Beroep. Maar ook in Hoger Beroep stond me weer een verrassing te wachten. Tijdens het gesprek wat je als slachtoffer met de officier van justitie over de aankomende zaak hebt, over wat te verwachten van de zaak, werd mij verteld net voordat ik het gesprek inging, dat mij geen details over de rechtszaak zouden worden medegedeeld, omdat de officier van justitie had besloten mij toch weer op te roepen als openbare getuige. Ze was zich ervan bewust dat dit voor de tweede keer secundaire victimisatie was, en had zelfs een student rechten bij het gesprek uitgenodigd die een eindscriptie maakte over dit onderwerp. Twee weken voor de Hoger beroep zaak aandiende kreeg ik dus te horen dat ik weer zou worden blootgesteld aan de dader, en daar het een openbare zaak was, kon ik er van uitgaan dat ook dit keer zijn hele familie weer op de publieke tribune aanwezig zou zijn. Aangekomen in het gerechtsgebouw bleek ook daar geen aparte wachtruimte te zijn, wat betekende dat ook daar weer de hele familie in dezelfde wachtruimte zaten als mij, zonder beveiliging.
Ook na de veroordeling van mijn mensenhandelaar hield de bureaucratie niet op.
Zo moest ik in 2013 zelf erachter aan waar mijn schadevergoeding bleef. Een dader heeft na veroordeling 8 maanden om de schadevergoeding te betalen aan justitie via het CJIB, kan hij dit niet keert de staat de schadevergoeding uit, althans zo staat het in de wet. In werkelijkheid hadden ze hem de schadevergoeding nog niet eens in rekening gebracht toen ik na 8 maanden de rechtbank belde, en moest ik zelf het CJIB bellen om de uitkering in gang te zetten.
Ik ben meermaals verhuisd na de veroordeling, maar de advocaat van mijn dader wist iedere keer mijn adres te achterhalen, omdat mijn mensenhandelaar dit adres nodig had om mij lastig te vallen met bezoekrecht en voogdijschap over ook zijn dochter. Hij was belanghebbende en daarmee had zijn advocaat het recht om mijn adres op te vragen. Gemeente kon niets doen want in die tijd werd het geheimhouden van een woonadres opgeheven. Advocaten hadden het recht om in het GBA gegevens in te zien als daarvoor een reden was zoals het iemand aanschrijven op haar plicht tot bezoekrecht. Hierin werd geen rekening gehouden met het feit dat ik, maar ook zeker mijn dochter gevaar liepen daarbij.
Toen ik na de veroordeling in 2014 de achternaam wilde wijzigen van mijn dochter. Die zij droeg omdat mijn mensenhandelaar had getekend bij de gemeente dat hij de vader was, werd mij medegedeeld dat hij een brief zou krijgen dat ik voornemens had de naam te gaan wijzigen. Omdat het net rustig was en mijn mensenhandelaar had afgezien van medezeggenschap aanvraag bij de rechtbank durfde ik dit niet meer door te zetten, uit angst dat hij dan weer zou gaan proberen alsnog die procedure op te starten. Ik ben dan ook bij veel ziekenhuizen en andere afspraken keer op keer aangesproken als mevrouw – Achternaam van mensenhandelaar- alwaar ik dan keer op keer moest uitleggen dat hij mijn mensenhandelaar was en dat zij nog steeds die naam droeg en waarom. Maar dat ik liever bij mijn eigen achternaam genoemd wilde worden. Sommige artsen deden hier wat mee, maar sommigen ook niet. Waardoor ik al achttien jaar wordt geconfronteerd met hem.
En zelfs nu, anno 2025 word ik nog steeds geconfronteerd met hem. Bij de aanvraag voor bewindvoering afgelopen maand, kreeg ik van de rechtbank terug dat ik een akkoordverklaring moest inzenden waarop hij akkoord ging met mij als bewindvoerder. Toen ik het bewindsbureau opbelde en mijn situatie uitlegde, kreeg ik heel koud te horen dat meneer belanghebbend was, en dat ik mijn verhaal maar even zwart op wit moest toesturen. Dan zou er gekeken worden of er een uitzondering zou kunnen worden gemaakt.
Er is veel veranderd sinds mijn aangifte. De procedures voor abortus zijn aangepakt en veranderd, een vrouw wordt nu altijd mee in gesprek gegaan alleen, zodat er bij misstanden ingegrepen kan worden.
Ook zijn de straffen van 6 jaar maximaal voor mensenhandel veranderd naar 12 jaar maximaal voor enkelvoudige mensenhandel.
En er is nu, eindelijk, een verplicht programma voor gemeenten vastgelegd door de overheid. “ Samen tegen Mensenhandel”. Gemeenten zijn verplicht nu een actieplan op te maken om preventie en aanpak mensenhandel in hun gemeenten te verbeteren. Middels aandachtsfunctionarissen en zorgcoördinatoren een integrale aanpak te bewerkstelligen en daarmee het bewustzijn over, het zicht op slachtoffers en de begeleiding van slachtoffers mensenhandel in betere banen te begeleiden.
Ik ben blij dat dit nu gebeurd, want zoals mijn verhaal laat zien, heeft mensenhandel een grote impact op het bestaan van slachtoffers en is het bijna onmogelijk voor een slachtoffer om de juiste hulp te krijgen als er geen integrale aanpak is.
Alleen samen maken we een vuist tegen mensenhandel!
Maak jouw eigen website met JouwWeb